Meer groen in je tuin = meer beestjes. Niets om bang voor te zijn; de meeste beestjes zijn juist heel leuk! Onbekend maakt alleen onbemind, dus vroegen we natuurjournalist Kirsten Dorrestijn alles over deze kleine kruipers (en glijers, want ook slakken kun je in de tuin vinden). Kirsten noemt zichzelf ook wel de kleine beestjes-ambassadeur van Nederland, en in juni 2022 verscheen haar eerste boek: ‘Het boek van de kleine dieren (en de wat grotere)’.
De juiste persoon om ons meer te vertellen over de ‘Small Five’, zoals we ze genoemd hebben. Want de big five kennen we allemaal, alleen daar moet je zo ver voor reizen! Daarnaast zijn deze kleine vijf dieren nét zo interessant én kun je naar ze op zoek in je eigen tuin. Ga je mee op safari? Presenting the small five: de zweefvlieg, de hommel, de regenworm, de slak en de kikker! Je kunt meer lezen over deze diertjes, of ga hiermee meteen op safari in je eigen tuin. (leuk voor groot en klein).
Deze slimme vlieger lijkt misschien op een wesp, maar dat is ‘ie niet. Z’n jasje is een handige vermomming om andere dieren op het verkeerde pad te zetten. Want welke snuggere vogel eet nou een insect dat steekt?
Als je deze vlieg dus in jouw buurt ziet zweven, want zweefvliegen lijken soms bijna stil te hangen in de lucht, hoef je je dus geen zorgen te maken om geprikt te worden. De zweefvlieg doet namelijk geen vlieg kwaad. Maar hoe onderscheid je ze van een echte wesp? Kijk naar de vleugels! Een zweefvlieg heeft er maar twee, terwijl een wesp er vier heeft. Ook heeft de zweefvlieg veel grotere ogen dan een wesp heeft, dus kijk ‘m even diep in zijn ogen om te weten wie je voor je hebt vliegen.
Deze ‘fluffy’ bestuiver kun je herkennen aan de zwarte en gele banden op zijn lijf. De hommel is familie van de bij. Net als honingbijen leven hommels samen in een volk, hebben een koningin en werksters. De reden dat hommels zo harig zijn is omdat ze op deze manier gemakkelijk stuifmeel mee kunnen nemen uit de bloemen die ze bezoeken. Ook helpt het vachtje om ze warm te houden; hommels zijn al heel vroeg in het jaar actief. Je kunt ze in februari of maart al spotten, dus dan kan het nog best fris zijn.
Hommels hebben een hele lange tong, waarmee ze de nectar uit de bloemen kunnen ‘likken’. Ook hebben ze supersterke kaken. Gebruiken ze deze om zich in andere hommels vast te bijten? Nee hoor, ze kunnen met hun kaken gaten bijten in bloemen die dicht zitten, zodat ze alsnog bij de heerlijke nectar kunnen komen!
Net als met andere wilde bijen gaat het alleen helaas niet zo goed met de hommels. Wil je de bestuivers een handje helpen? Dat kan gelukkig!
Regenwormen zijn super nuttige diertjes. Ze graven tunnels en eten bladafval op. Wat ze vervolgens uitpoepen zit weer vol met waardevolle voedingsstoffen voor de aarde. Met hun tunnels maken ze de aarde luchtig en vruchtbaar. Een echte superster, die worm!
Ook de manier waarop het lichaam van de worm in elkaar zit is heel bijzonder. Zo hebben ze tien harten, en zijn er geen mannelijke of vrouwelijke wormen. Wormen kunnen niks zien maar zijn wel gevoelig voor licht dus zo weten ze precies of ze boven de grond uit zijn gekomen. De rest van het lijfje van een worm bestaat uit ringen. In deze ringen zitten spieren, die de worm gebruikt om te bewegen. Ze hebben geen pootjes zoals je misschien weet; de ringen zijn voldoende! Na de dertigste ring van een worm zul je altijd een dikker bandje zien zitten. Dit heet het zadel, en is de plek waar wormen hun slijm produceren. Dit slijm zorgt ervoor dat een worm supersoepel door de grond heen kan glijden.
Wil je zo’n worm van dichtbij bekijken, maar kun je er geen vinden? Misschien heb je vogels weleens op de grond zien stampen met hun poten; dit doen ze omdat wormen reageren op trillingen. Dan willen ze hun kopje nog wel boven de grond uit steken, omdat ze denken dat het regent! De vogels doen dit om ze op te eten, maar dat hoeven wij natuurlijk niet doen. Dus stampen maar, met die voeten, en wie weet spot je een regenworm!
Een ander slijmerig beestje dat je in de tuin tegen kunt komen is een slak. Met zijn ogen op steeltjes en huisje op hun rug zijn het grappige dieren om naar te kijken.
De slakken die een huisje hebben worden hiermee geboren. Leuk feitje: de huisjes zitten niet aan de slak vast! Slakken houden deze als het ware vast, door middel van een hele sterke spier. Maar helaas, dat het huisje niet vast zit betekent niet dat een slak zonder haar huisje kan. Soms kan een slak ziek of verzwakt zijn, waardoor de spier het huisje niet meer vast kan houden. De slak verlaat het huisje dan, maar helaas is hij of zij dan ten dode opgeschreven.
Slakken houden van de regen, dus na een flinke bui is de kans groter dat je ze in de tuin spot. Dit komt omdat het slijm van een slak water nodig heeft, als het droog is droogt ook het glibberige slijm snel op. Voor droogte is een slak dus niet gemaakt; ze kunnen zelfs ‘overzomeren’ als het te heet wordt! De slak trekt zich dan terug in zijn/haar huisje, en wacht totdat het weer wat natter is.
Als je een moestuin hebt weet je dat slakken zich daar vaak tegoed doen aan jouw groenteplanten. Dat slakken graag onze gewassen opeten hebben we trouwens aan onszelf te danken. Slakken houden helemaal niet van de chemisch bittere smaak die planten afscheiden als ze ze op proberen te eten. Maar onze gewassen hebben we zo geteeld dat deze bittere smaak niet meer voorkomt; dat vinden wij zelf namelijk helemaal niet lekker. Dat snapt de slak wel en daarom knabbelt hij graag aan de groenten in jouw moestuin.
Slakken kunnen jaren oud worden, mits ze niet worden opgegeten door een hongerige vogel. Ook reizen ze meestal niet ver, dus als je een slak tegenkomt in je tuin is de kans groot dat hij er al een tijdje woont!
Kwaak! Kikkers hoor je al in de verte. Met hun gezellige gekwaak proberen mannetjes vrouwtjes te versieren. Wie het hardst kwaakt, maakt het meeste kans!
Hoe weet je of je te maken hebt met een pad of met een kikker? Kikkers hebben over het algemeen een gladde huid, terwijl die van padden wat droger en bobbeliger is. Ook hebben ze een andere lichaamsbouw; padden hebben een dikker lijfje en kortere poten, waardoor ze veel minder goed kunnen springen dan kikkers. Padden bewegen zich dus vaker lopend voort, en dat zul je een kikker niet zo snel zien doen! Die springt liever ver om zich vooruit te bewegen.
De meeste kikkersoorten vangen hun eten met hun lange tong. Ze eten voornamelijk insecten, en deze slikken ze in één keer door. Kikkers kunnen namelijk niet kauwen! Als een kikker een insect gevangen heeft en deze door wil slikken, ploppen de uitstekende ogen van een kikker als het ware naar binnen. Dit helpt om het insect door hun keel te duwen!
Wil je meer kikkers in je buurt? Leg dan een vijver aan, want zonder water zul je geen kikker spotten. Dit is ook een tip als je tijdens je safari op zoek gaat naar kikkers; bij een vijver of plas zul je ze misschien van de kant zien springen. Dan weet je dat je goed zit!
Deze inhoud is mede mogelijk gemaakt door Klaverblad Verzekeringen.
Ben je op zoek naar meer tips of inspiratie? Kijk bij onze overige artikelen!